Ervaringen van jongeren

Wil jij weten hoe andere jongeren de therapie hebben ervaren: 

Muren (1)
Afbeelding start therapie Kim: “ik heb mijn eigen muren gecreëerd“.

In dit artikel schrijft Kim, en laat ze zien aan de hand van haar eigen tekeningen, hoe ze door dans- en bewegingstherapie weer lekkerder in haar vel is gaan zitten, kan slapen en haar studie op kan pakken. Zie blz. 44-45-46: Tijdschrift vaktherapie Mijn hoofd leegdansen van Kim

Karin, 12 jaar ( wordt aangemeld met eetstoornissen)
Karin is een verlegen meisje met zachte stem. De manier waarop ze beweegt is heel voorzichtig en onopvallend. Ook in een tekening die ze van haarzelf maakt, tekent ze een klein persoontje met een verdrietig gezicht. In haar dans blijft ze steeds op dezelfde plek. Langzaamaan zijn we samen de bewegingen groter gaan maken. Je zag dat ze hier steeds meer van kon genieten en dat ze daardoor ook steeds meer kan doen wat ze zelf leuk vond. In de tekeningen die ze daarna maakte tekende ze zichzelf groter en met een lach op haar gezicht. Als reactie hierop zei ze ook nog: “Het is me opgevallen dat ik op school ook veel groter schrijf”. Op verschillende manieren merkte ze dat ze meer zelfvertrouwen kreeg en dat ze zichzelf niet meer op de achtergrond hoefde te houden.

Tom (wordt aangemeld door zijn ouders omdat hij zich op school slecht kan concentreren en erg boos kan worden. Vooral op vrijdag, als Tom moe was, gaat het vaak mis. Om die reden komt Tom op donderdag naar therapie).
Tom is heel beweeglijk en springt gelijk op het materiaal af wat in de ruimte ligt als hij rechtstreeks van school naar mij toe komt. Hij kan maar heel kort met opdrachten bezig zijn en praat snel waardoor hij soms ook onverstaanbaar is. Hij neemt tijdens de therapie voortdurend de leiding en wil dat ik hem volg. Zijn bewegingen gaan alle kanten uit en hebben geen duidelijke richting. Dan is het weer zijn arm welke hij inzet, dan weer zijn been, dan springt hij door de ruimte, dan rolt hij weer over de grond. Vaak begin ik de therapie met ‘even uitrazen’ middels voetballen of een ander balspel. Als eerste vraag ik hem te kiezen tussen materiaal, de tijd die hij met het materiaal bezig is en wie de leider is. In het begin moet ik hem vaak herinneren aan onze afspraak.  Echter door dit te oefenen kan Tom vaker en langer de leiding aan mij overlaten.
Tom herkent zijn eigen grenzen en die van de anderen niet. Dit betekend dat hij vaak te lang doorgaat met anderen maar daarin ook het contact met zichzelf verliest. In een oefening waarbij we een stokkengevecht doen wordt dit duidelijk. Tom komt erg dichtbij met zijn stok. Het benoemen helpt hem niet om afstand te houden. Ik vraag hem een eigen plek te maken met materiaal: nu lukt het hem wel om de afstand te bewaren en in zijn plek te blijven. Door dit meerdere malen te oefenen kon Tom op een gegeven moment het gevecht aangaan zonder materiaal, en zonder de grens van zichzelf en de ander uit het oog te verliezen.
Binnen elke sessie maakt Tom een plek voor zichzelf met verschillende materialen. Het is een plek waarin hij zich ’thuis’ voelt. Ik mag de plek meebouwen, hij maakt contact met mij vanuit zijn ‘huis’ en uiteindelijk mag ik er ook inzitten om tot rust te komen. Zijn ‘huis’ blijft een terugkomend ritueel maar de inhoud veranderd. Het huis wordt niet alleen de plek waarin hij de rust op zoekt maar ook de plek die hij deelt met mij en waarin hij activiteiten voor zichzelf oppakt. Tom heeft mij steeds minder nodig in zijn spel, ik hoef niet altijd meer te volgen en er zijn veel meer momenten dat hij of alleen speelt of mij volgt.
Op school bleek al snel dat hij de vrijdag rustiger aanwezig was. Hij kon beter bij zichzelf blijven waardoor het niet meer ‘mis’ hoefde te gaan. Ook tijdens vakantie activiteiten met andere kinderen kon hij goed en langer samenspelen. Zijn ouders hadden op vakantie nog nooit zo’n heerlijke vakantie gehad met het gezin.